Skip to content

Strafrecht op de ijshockeybaan

Eerder schreef ik een blog over de toepassing van het strafrecht op het voetbalveld. Vandaag heeft de Hoge Raad een nieuw arrest gewezen over een casus in een sportsituatie. Dit keer gaat de blog niet over voetbal, maar over een mishandeling tijdens een ijshockeywedstrijd. De Hoge Raad heeft de zaak zelf met artikel 81 RO afgedaan (de zaak is niet belangrijk voor de rechtsontwikkeling), maar de conclusie en de onderliggende zaak zijn een goede opfrisser voor iedereen die weleens een contactsport uitoefent.

Wat was er aan de hand

Op 23 januari 2016 is er een ijshockeywedstrijd. Het latere slachtoffer snijdt de pas af van de latere verdachte, pakt de puck af en speelt hem door naar een medespeler.

Nadat de puck is afgespeeld wordt hij van achteren vastgepakt, onder andere bij zijn helm, en op de grond gegooid. Bij het op de grond gooien vliegt zijn helm af. Hij wordt zo vastgepakt en op het ijs gegooid dat hij met zijn achterhoofd op het ijs komt. Hij loopt een flinke hoofdwond op en is buiten westen.

De verdachte verklaart dat hij hem inderdaad vastpakt, dat de helm toen afvloog en dat de speler achterover valt op het ijs. De scheidsrechter heeft eveneens verklaard gezien te hebben dat de verdachte het slachtoffer vastpakte bij de helm en hem op de grond gooide. De verdachte wordt vervolgd voor mishandeling.

Verweer

De verdachte voert aan dat hij geen opzet het op de mishandeling nu er sprake was van een sport- en spelsituatie en dat tevens hierom geen sprake was van wederrechtelijkheid.

Hof

Het gerechtshof is het hier niet mee eens en verwerpt het verweer. Het Hof schrijft, en ik citeer:

“Hoewel ijshockey een fysieke sport is waarbij de emoties soms kunnen oplopen, is het hof van oordeel dat verdachte, in zijn boosheid met het naar aangever [slachtoffer] toe schaatsen om op deze wijze verhaal te gaan halen, buiten de grenzen van de sport- en spelsituatie is getreden. Verdachte heeft daarmee het sportieve element van een sport- en spelsituatie laten varen. Door vervolgens [slachtoffer] van achteren vast te pakken en met kracht achterover te trekken, was en (ik begrijp: “wat”, EH) verdachte niet kon zien aankomen, moet verdachtes gedraging – waarbij het hof de ruime ervaring van verdachte in het ijshockey betrekt – naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op het ten val brengen van aangever. Uit het voorgaande leidt het hof af dat verdachte opzet heeft gehad aangever te mishandelen en acht het hof mitsdien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De stelling van de verdediging dat het gevolg (het hof begrijpt: het letsel) veeleer is veroorzaakt door een gebrekkige helm en het feit dat [slachtoffer] niet stevig op zijn schaatsen stond, blijkt niet uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en wordt dan ook verworpen.”

De advocaat-generaal

In het belangrijkste middel in cassatie stelt dat verdachte dat hij niet buiten de grenzen van een sport- en spel situatie is getreden en dat daarom zijn handelen niet wederrechtelijk was. De advocaat-generaal is het hier niet mee eens en stelt hierover, samengevat, het volgende (de volledige conclusie vind je hier).

De Hoge Raad heeft in andere arresten tot algemeen uitgangspunt genomen dat de omstandigheid dat een gedraging is verricht in een sport- of spelsituatie in het voorkomende geval van belang kan zijn voor de vraag of het bewezenverklaarde kan worden gekwalificeerd als mishandeling.

Iedereen die meedoet met een sport kan gevaarlijke gedragingen verwachten. De grenzen van de spelregels zijn belangrijk om te bepalen of bepaald gedrag strafbaar is.Op het voetbalveld wordt nu eenmaal getackeld en bij tennis kan je een bal in je gezicht krijgen. De spelregels bij de sport kunnen van belang zijn wanneer bepaalt gedrag te ver gaat. Simpel gezegd, bij boksen kan je een klap verwachten, terwijl dit bij golf toch niet gebruikelijk is. Dit is niet gelijk strafbaar.

Dat geldt echter niet voor gedragingen die losstaan van een spelsituatie waarbij een speler een andere speler letsel toebrengt, terwijl bij gedragingen die in een spelsituatie plaatsvinden, een speler de spelregels op dusdanige wijze kan schenden en zo gevaarlijk kan handelen dat van het ontbreken van wederrechtelijkheid geen sprake kan zijn. Je kan je simpelweg zo misdragen op het sportveld dat je gedrag redelijkerwijs niet meer als deel van het spel gezien kan worden, maar als een strafrechtelijke mishandeling. 

In dit kader zijn strafzaken gelijk met civiele schadevergoedingszaken. In dat soort zaken, bijvoorbeeld deze, wordt telkens vooropgesteld dat de vraag of de desbetreffende deelnemer onrechtmatig heeft gehandeld door een gedraging als gevolg waarvan aan een ander letsel is toegebracht, minder spoedig bevestigend moet worden beantwoord dan wanneer die gedraging niet in een sport- en spelsituatie had plaatsgevonden. Bij een sport zal men tot op zekere hoogte gevaarlijke, slecht gecoördineerde, verkeerd getimede of onvoldoende doordachte handelingen of gedragingen van elkaar mogen verwachten.

Bij de beoordeling of er sprake is van een mishandeling in het kader van een sportwedstrijd is belangrijk dat niet alles wat binnen het speelveld gebeurt ongestraft kan plaatsvinden, ongeacht welke sport of welk spel men ook beoefent. Meer in het bijzonder dient bij beantwoording van de vraag of sprake is van al dan niet strafbaar handelen, de concrete gedraging te worden beoordeeld in het spelbeeld zelf: is het letsel veroorzaakt buiten een spelsituatie dan wel in een directe spelsituatie?

Om een voorbeeld te geven; als een tackle in het heetste van de strijd om de bal plaatsvindt, kan dit tot een ander oordeel leiden dan als de bal aan de andere kant van het veld is. 

Deze noodzaak tot nuancering geldt uiteraard ook voor ijshockey, een sport die bekend staat om zijn snelle spel met veel lichamelijk contact. Wat betreft de directe spelsituatie dringt zich het beeld van de bodycheck op. Deze is op het hoogste niveau bij de heren op het moment dat een speler met het lichaam de tegenstander de puck tracht te ontnemen op zichzelf geoorloofd en is, sterker nog, op dat niveau een wezenlijk onderdeel van het spel. Wanneer de bodycheck correct wordt uitgevoerd, zou hij geen (voorzienbaar) gevaar of verwonding bij de tegenspeler moeten opleveren. Wordt een bodycheck in een directe spelsituatie gemankeerd toegepast en leidt deze overtreding, want dat is het in dat geval, tot een (ernstige) blessure bij de tegenspeler, dan volgt een straf, bijvoorbeeld een match penalty.

Als de AG dit alles op de onderhavige casus loslaat, komt hij tot de conclusie dat het Hof hier juist geoordeeld heeft. Wat interessant kan zijn is dat de AG het volgende toevoegt:

“Voor de volledigheid wijs ik er in dat verband toch maar op dat in deze zaak zich zelfs het geval voordoet van een gedraging die buiten de spelsituatie is verricht en dat het slachtoffer geen spelgevaarlijke gedraging (meer) van de verdachte had te verwachten. Anders dan de steller van het middel lijkt te willen betogen, is, gezien de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, geen sprake geweest van een situatie waarin de door de verdachte uitgevoerde handelingen onderdeel uitmaakten van een door het slachtoffer eerder ingezette overtreding en deze handelingen aldus voortkwamen vanuit een emotionele reflex. In het licht van de bewijsmiddelen kon, zoals het hof heeft gedaan, de situatie worden beoordeeld vanaf het moment dat de verdachte en het slachtoffer reeds uiteen waren gegaan. De opmerking van de steller van het middel dat “van de beoordeling door het hof van het onderhavige, bepaald niet uitzonderlijke voorval moet worden gezegd dat deze geen blijk geeft van kennis van en begrip voor de bijzondere kenmerken van de ijshockeysport”, laat ik verder voor wat het is”

Het slachtoffer had de puck al weggespeeld en hoefde dus ook geen tackle meer te verwachten. Het vastpakken en naar achter gooien gebeurde dus niet in een directe spelsituatie, maar daarbuiten. Dat de verdachte alsnog deed wat hij deed, maakt de gedraging daarom des te fouter.

Conclusie

De Hoge Raad verwerpt de cassatie op grond van artikel 81 RO en laat het arrest van het Hof in stand. Dit lijkt mij, als ik het zo lees, niet meer dan logisch. Belangrijk is dat iedereen die (contact)sporten beoefent op de hoogte is van eventuele strafrechtelijke gevolgen van zijn handelen. Je mag nog steeds tackelen, bodychecken of ander fysiek contact maken. Dit is normaal en hoort bij het spel.

Als je echter een elleboog geeft terwijl er verder geen bal in de buurt is, iemand daarbij verwondingen oploopt en aangifte doet, dan moet je niet gek opkijken als de politie je wil spreken. In dat soort zaken kan het behulpzaam zijn om advies van een gespecialiseerd advocaat in te winnen.

Bij ons op kantoor is dat Michiel Schimmel, te bereiken via 0624719689 of michiel@hameradvocaten.nl

Wanneer mag je erop vertrouwen dat een zaak geseponeerd is?
Hamer Advocaten